CHAMBER MUSIC WEESP
Slotconcert
Fantasy
zondag 14 april
16.00 uur
Van Houtenkerk
Terugblik
Musici
Katharine Dain - sopraan
James Gilchrist - tenor
Elena Urioste - viool
Magnus Johnston - viool
Marije Johnston - viool
Mintje van Lier - viool
Floor Le Coultre - viool
Tom Poster - piano
Theo Marks - gitaar
Gary Pomeroy - altviool
Simone van der Giessen - altviool
Marie Bitlloch - cello
Ying Lai Green - contrabas
Programma
Vaughan Williams
Phantasy Quintet
- Prelude. Lento ma non troppo
- Scherzo. Prestissimo
- Alla Sarabanda. Lento
- Burlesca. Allegro moderato
Ralph Vaughan Williams (1872-1958) droeg dit kwintet op aan kamermuziekliefhebber en zakenman Walter Wilson Cobbett. In 1910 had deze de jaarlijkse Cobbett Competition voor kamermuziekcomposities gesticht. Eén van de regels van de competitie was dat de inzendingen de vorm van een Fantasia (of, zoals Cobbett het spelde: `phantasy’) moesten hebben. De Fantasia was vooral in Engeland geliefd geworden al sinds de Fantasias van Purcell. De Fantasia is een werk van één deel, maar waarbinnen duidelijk meer delen met afwisselend karakter zijn te onderscheiden. Heel wat componisten hebben voor die wedstrijd Fantasy’s geschreven. Ook in Vaughan Williams’ kwintet worden de vier delen zonder onderbreking gespeeld. Willams, die zelf ook altviool speelde, voegde een extra altviool toe aan het standaard strijkkwartet. Het kwintet, geschreven in 1912, toont alle voor Williams’ stijl typische kenmerken: de invloed niet alleen van de 16e- en 17e-eeuwse Engelse componisten, maar ook die van Engelse folksongs. In de Prelude opent de altviool met een melodie, die zoals veel volksmuziek pentatonisch (vijf-toons) is. De eerste viool neemt dit over, en de anderen instrumenten voegen zich erbij tot een meditatief aandoend geheel. Tenslotte klinkt weer de alrvioolsolo van het begin. Het tweede deel, Scherzo, wordt geopend door de cello; het deel staat in een opvallend asymmetrische zevenkwarts maat. Zulke maatsoorten kwamen ook voor in Engelse madrigalen. Maar misschien is hier toch ook een zweem in te horen van Ravel, bij wie Williams in 1907 was gaan studeren, een periode die grote invloed op hem heeft gehad. In de volgende langzame Alla Sarabanda, verandert de klankkleur totaal: de cello zwijgt, en de andere strijkers spelen met sourdine (gedempt). Het laatste deel , Burlesca, begint met een cellosolo, een humoristische dans met volkslied-achtige trekjes. Dan ontwikkelt het hele ensemble een springerige en steeds sneller wordende dans. Even klinkt nog een echo van de Prelude, waarna de dans weer terugkomt, en het deel heel zacht eindigt.
Clara Schumann
Nocturne op. 6 nr. 2 voor solo piano
Clara Wieck (1819-1896), ook bekend als Clara Schumann, was dochter van Marianne en Friedrich Wieck. Marianne was pianist en zangeres, en ook Friedrich was pianist. Hij gaf zijn zeer begaafde dochter zelf muziekles. Ook de jonge Robert Schumann had les van Wieck. Clara en Robert werden verliefd, maar Friedrich Wieck was tegen een verbintenis, en heeft hun huwelijk lang tegengehouden. Clara zelf was een gevierd concertpianist. Al heel jong trad ze op in concertzalen door heel Europa. Ook was ze een belangrijk muziekdocent, en componist van muziek voor piano, kamermuziek, en vocale werken. Deze Nocturne maakte deel uit van de cyclus “Soirées musicales”, composities voor piano solo die Clara schreef op zestienjarige leeftijd. Dit romantisch en innig-gevoelige werk is één van de meest geliefde stukken uit de cyclus. Het stuk begint met wiegende zesachtste noten in de linkerhand, die dan de begeleiding worden voor een neergaande melodie in de rechterhand. Er volgt een middendeel met een sneller tempo, waarna het rustige begin weer terugkomt, maar dan met meer versieringen. Robert Schumann was zo gecharmeerd van dit romantische werk, dat hij het gebruikte voor de laatste van zijn Novelletten, “Stimme aus der Ferne”.
Claude Debussy
Clair de Lune voor solo piano
Claude Debussy (1862- 1918) was van jongs af geïnteresseerd in vernieuwing: vernieuwing in de schilderkunst (de impressionisten), en vernieuwing in de muziek door jonge collega-componisten. Zelf zocht hij voortdurend naar nieuwe klankkleuren, klankeffecten, nieuwe manieren van pedaalgebruik. In 1890 componeerde hij de Suite Bergamasque. Het derde deel daaruit is Clair de Lune. Het werd één van zijn meest geliefde stukken. Een verfijnde, enigszins mysterieus aandoende melodie wordt gespeeld in een langzaam, dromerig tempo, dat maar voor een kort moment versnelt. Er is een suggestie van rust en naar binnen gekeerd zijn. Dezelfde mysterieuze sfeer is te vinden in het gedicht Clair de Lune van Paul Verlaine, waaraan Debussy de titel van dit pianostuk ontleende. In dit gedicht, geschreven in 1869, beschrijft de dichter hoe maanlicht inspireert tot een “zoeken naar je ziel”. Hij beschrijft de ziel als een schilderachtig landschap waarin mensen in de maanverlichte nacht dansen en zingen, “op de luit spelend” in “fantasievolle kostuums”. De ziel komt tot rust door het geluid van zang en luitspel bij maanlicht. Het gedicht heeft ook andere componisten, zoals bijvoorbeeld Fauré, geïnspireerd. Debussy schreef er ook een toonzetting op voor zang en piano.
Alec Roth
Seven Elements voor tenor en strijkkwartet
De vriendschap en de creatieve samenwerking tussen componist Alec Roth en schrijver Vikram Seth heeft tot veel aansprekende composities geleid. Werken waarin tekst en muziek elkaar perfect aanvullen en zo een effectvolle verbintenis aangaan, mede dankzij Alec Roths diepgaande begrip van de menselijke stem. In zijn boek The Rivered Earth (2011), beschrijft Seth deze partnerschap, en verhaalt daarin onder andere over “the pleasures and pains of working with a composer.” `Seven Elements’ is het laatste van vier libretto’s die Seth in zijn boek The Rivered Earth verzamelde om op muziek gezet te worden door Alec Roth. De andere drie songs zijn : ‘Songs in Time of War’, ‘Shared Ground’, en ‘The Traveller’. Het gedicht bezingt in zeven coupletten achtereenvolgens Aarde, Lucht, Hout, Vuur, Metaal, Water, en Ruimte. Waarom zeven elementen? Seth geeft aan dat er, behalve de vier traditionele elementen zoals Europa die kent: aarde, water, vuur, en lucht, in India een vijfde element is: ruimte. De vijf klassieke Chinese elementen: vuur, water, aarde, metaal en hout, overlappen gedeeltelijk met de Europese en Indiase groepen. Samen komt hij zo tot een totaal van zeven elementen. De dichter beschrijft in zijn soms haast mystieke gedichten hoe de mens elk van deze elementen ervaart. De muziek van Roth bij deze cyclus is origineel en expressief: In de song Fire bijvoorbeeld, drukt de tenor in een opzwepend scherzo samen met het strijkkwartet haast plastisch de hitte van vuur als de aandrijvende kracht van het menselijke bestaan uit. Vikram Seth schijnt gezegd te hebben: “Alec set the poem to some of his craziest music.”
Pauze
Henry Purcell
Fantasia in F groot Z.737
Fantasia in c klein Z. 738
Henry Purcell (1659-1695), Engelands beroemdste barokcomponist, is buiten Engeland minder bekend. In het Verenigd Koninkrijk zelf is men terecht trots op Purcell. Zijn invloed op latere componisten is nog altijd voelbaar. Purcell was zijn hele leven hof-componist, en werkte in dienst van achtereenvolgens Charles II, James II, Queen Mary II en haar echtgenoot Willem III. Hij was ook vaste organist van Westminster Abbey. Als componist voor het strijkorkest van Charles II schreef hij veel muziek voor strijkinstrumenten. Op eenentwintigjarige leeftijd componeerde hij een serie van vijftien Fantasias for the Viols. Maar in die periode raakten ensembles van viol’s (viola da gamba’s) uit de mode, vanwege de opkomst van de nieuwere strijkinstrumenten sinds het midden van de 17e eeuw. Purcell’s Fantasias kregen weinig aandacht, en zijn pas in 1927 in druk verschenen. Het zijn stuk voor stuk sublieme studies in contrapunt, geschreven voor uiteenlopende aantallen stemmen, van drie tot zeven. Purcell experimenteert op inventieve manier met verschillende ritmes, met lijnen van chromatiek en met dissonante akkoorden die dan weer oplossen. De Fantasias van Purcell worden nu beschouwd als voorlopers van Bach’s Musikalisches Opfer. en diens Kunst der Fuge. De laatste drie Fantasias zijn voor vier stemmen.
Benjamin Britten
Les Illuminations voor sopraan en strijkers
`Les Illuminations’ van Benjamin Britten (1913-1976) is een liederencyclus op tien gedichten in vers en proza, uit de collectie Les Illuminations die Arthur Rimbaud tusssen 1872 en 1873 schreef. Britten begon hieraan te werken in 1939, en voltooide de cyclus in datzelfde jaar tijdens zijn verblijf in Amerika. Oorspronkelijk voor sopraan en strijkers gecomponeerd, wordt de cyclus ook wel door tenor gezongen. Twee jaar na de première (1940, door sopraan Sophie Wyss, aan wie het werk was opgedragen), voerde Britten zelf de liederen uit samen met zijn levensgezel, de tenor Peter Pears. De liederen zijn heel verschillend in sfeer, tempo, lengte en toonsoort. Uit alle tien spreekt Brittens feilloze gevoel voor de expressieve mogelijkheden van strijkinstrumenten. Hij illustreert de tekst met zijn muziek. Zo begint het lied Fanfare met echte fanfares van de twee violen en de altviool, en opwaarts zwierende glissandi in de altviool. In Villes schildert de opgewonden begeleiding van de muziek de drukte van de stad; ook is hier fanatiek “paardenhoeven-gekletter” in de muziek te horen bij de woorden Des cortèges de Mabs en robes rousses, opalines. In Marine, dat gaat over dansend licht op de golven van de zee, “fonkelt” ook de begeleiding in de strijkers. In Royauté is de muziek ook majestueus. Antique is een sensueel lied, waarbij de strijkers door pizzicatospel het tokkelende gitaarspel van een serenade suggereren. In Being beauteous (Rimbaud geeft de titel in het Engels), specifiek opgedragen aan Peter Pears, wordt de liefdevolle zang begeleid door zacht wiegende muziek van de strijkers.
Tekst: Maaike Zimmerman