



CHAMBER MUSIC WEESP

Barok Dagen Weesp
vrijdag 14 februari
20.00 uur - Van Houtenkerk

Ontdek de Onbekende Schatten van de Barokmuziek! Stap binnen in een wereld van betoverende melodieën en verborgen meesterwerken. Op vrijdag 14 februari nodigen wij u uit voor een bijzonder concert, waarin we de subtiele pracht van de barok tot leven brengen met werken van componisten die hun tijd ver vooruit waren. Laat je verrassen door de virtuoze klanken van Johann Vierdanck, de elegantie van Johann Heinrich Schmelzer, de intense emotie van Dario Castello en de meesterlijke composities van Girolamo Frescobaldi. Hoewel hun namen niet altijd op de grote podia klinken, is hun vakmanschap onbetwist en getuigt hun muziek van passie en grensverleggende creativiteit. Dit concert biedt u de kans om onder te dompelen in het rijke culturele erfgoed van de 17e eeuw. Verwacht ontroerende sonates, weelderige dansen en harmonieën die u zullen meevoeren naar een andere tijd. Gespeeld door een ensemble van gepassioneerde musici op authentieke instrumenten, klinkt deze muziek precies zoals zij ooit bedoeld was. Of u een doorgewinterde barokliefhebber bent of simpelweg nieuwsgierig naar nieuwe muzikale ontdekkingen, dit concert zal uw hart raken en horizon verbreden.
Musici
Agnieszka Świątkowska (viool)
Jorge Jiménez (viool)
Monika Hartmann (cello)
Giulio Quirici (theorbe)
Andrea Friggi (klavecimbel)
Passe-partout: €65,- voor drie concerten (ook voor Vrienden)
€27,50 Vrienden €25, Jeugd €8,50
Kaarten ook te koop bij DA Drogist,
Nieuwstad 60, Weesp (alleen contant).
Onder voorbehoud van wijzigingen.
Programma
J. Vierdanck (1605-1646)
Canzon XXII in G minor
J. Rosenmuller (1619-1684)
Sonata Seconda in E minor
J. Vierdanck (1605-1646)
Canzon XXI in C major
J. J. Schmelzer (circa 1623- 1680)
Sonata Quarta
T. Merula (1595-1665)
Ballo detto Pollicio
G. A. Pandolfi Mealli (1624-1670)
La Vinciolina
D. Castello (1602-1631)
Sonata Quarta
Pauze
G. Frescobaldi (1583-1643)
Toccata
M. Uccellini (1603-1680)
Sonata Decima Ottava
J. Vierdanck (1619-1684)
Capriccio voor twee violen senza basso
T. Merula (1595-1665)
Canzon La Loda
J. Vierdanck (1619-1684)
Passemezzo en Gagliarde
M. Uccellini (1603-1680)
Aria Sopra la Bergamasca
Toelichting bij dit programma door Maaike Zimmerman:
De Canzona (of Canzon) was oorspronkelijk een meerstemmig lied van een troubadour (vergelijk het Franse “chanson”), vaak een liefdeslied, en in elk geval vrij luchtig van thematiek. In de 16e eeuw ontwikkelen componisten de canzona tot een zuiver instrumentale compositie. Italiaanse componisten zoals bijvoorbeeld Frescobaldi en de Gabrieli’s (Andrea en Giovanni) hebben hierin een belangrijke rol gespeeld. De instrumentale canzona begon als een eendelig stuk. Maar geleidelijk begonnen componisten dit uit te breiden met eerst kleine, met het hoofddeel verbonden, onderdeeltjes, en in de 17e eeuw werden dit steeds meer aparte delen. Zo ontwikkelde zich de sonata, en dit werd de belangrijkste vorm in de barokperiode. 1. Vierdanck – Canzon XXII in g klein (2 violen en basso continuo) Ook al wordt Johann Vierdanck (1605-1646) door muziekhistorici gerekend tot de zogenaamde “minor composers”, in het muziekleven van zijn eigen tijd was hij een belangrijke figuur. Als jongen zong hij in het koor van de hofkapel van Dresden, onder leiding van Heinrich Schütz, die hem ook compositielessen gaf. Vierdanck speelde ook viool en cornet aan de Dresdener Hofkapel. Via Schütz, die zelf leerling was geweest van de beroemde Italiaanse componist Andrea Gabrieli, maakte Vierdanck al kennis met Italiaanse muziek. Ook in Güstrow en Mecklenburg, plaatsen waar hij achtereenvolgens als organist en componist werkte, ontmoette hij Italiaanse en Engelse musici. In zijn composities is een stijlvolle verbinding te horen tussen Noord Duitse, Italiaanse, en Engelse invloeden. Behalve veel vocale, kerkelijke muziek schreef hij een groot aantal instrumentale werken. Zo zijn er van zijn hand veel triosonates voor twee melodie-instrumenten en basso continuo, en daarmee was hij een van de eerste Duitse componisten die werken in dit Italiaanse genre publiceerde. Ook de vandaag uitgevoerde Canzoni XXI en XXII zijn triosonates uit zijn in 1641 verschenen bundel ‘Ander Theil, darinnen begriffen etliche Capricci, Canzoni und Sonaten'. Ze geven een inzicht in de grote ontwikkeling die de viooltechniek in die tijd in Duitsland doormaakte. Wie naar deze stukken luistert hoeft zich er niet over te verbazen dat er zoveel briljante vioolmuziek is geschreven in Duitsland in de 17e eeuw. Vierdanck was in zijn laatste levensjaren organist in Stralsund, en publiceerde in die tijd nog een aantal bundels met composities. 2. Rosenmüller – Sonata Seconda in e klein (2 violen en basso continuo) Johann Rosenmüller (1619-1684) begon als veelbelovende jonge componist in Leipzig, waar hij ook organist van de Nikolaikirche was. Het was bijna zeker dat hij de cantor van de Thomaskirche zou gaan opvolgen (een functie die later Johann Sebastian Bach vervulde). Maar in 1655 werd hij gearresteerd vanwege een schandaal in de homoseksuele sfeer. Hij ontsnapte uit de gevangenis en vluchtte naar Venetië. Daar kon hij als trombonist een baan krijgen in de San Marco. In Venetië maakte hij furore als componist, en werd de officiële componist van de Ospedale della Pietà, een school voor jonge meisjes. Via een tussenpersoon stuurde hij composities naar Duitsland, die hem ook daar succes bezorgden. Uiteindelijk werd hij in 1682 uitgenodigd om terug te komen naar Duitsland als hofkapelmeester in Wolfenbüttel. Zijn hele leven heeft Rosenmüller muziek gecomponeerd, vocale muziek (missen, psalmen, Magnificats, motetten), maar ook veel instrumentale muziek, die getuigt van zijn grote inventiviteit: dansmuziek, suites, en sonates. Hierin was naast zijn gedegen Duitse opleiding in contrapunt ook de Italiaanse invloed goed te horen. Doordat zijn muziek ook in Duitsland circuleerde, heeft het feit dat hij moest vluchten vanwege een schandaal meegeholpen aan het verbreiden van Italiaanse idiomen in de muziek van 17e-eeuws Duitsland. 3. Vierdanck – Canzon XXI in C groot (2 violen en basso continuo) (zie nr. 1 in dit programma). 4. Schmelzer – Sonata Quarta (1 viool en basso continuo) Johann Heinrich Schmelzer (ca. 1620-1680) was tijdens zijn leven een bekende Oostenrijkse violist en componist. In een tijd waarin Italiaanse barokcomponisten de boventoon voerden wat betreft vioolspel en vioolcompositie, veroverde Schmelzer als niet-Italiaans violist en componist toch een prominente positie. In 1649 werd hij officieel aangesteld als hofviolist aan het Habsburgse hof van achtereenvolgens Ferdinand II en III, en Leopold I. Deze laatste verhief hem in de adelstand, en gaf hem de rang van Kapellmeister. Schmelzer’s sonates werden in 1664 gepubliceerd en deze uitgave (Sonatae unarum fidium) was de eerste collectie van sonates voor viool en basso continuo die gepubliceerd werd door een Duits sprekende componist. Het zijn stuk voor stuk sonates met een briljante virtuoze vioolpartij en een levendig gevarieerde basso continuo. 5. Merula – Ballo detto Pollicio (2 violen en basso continuo) Tarquinio Merula (1595-1665) was een Italiaanse organist, violist, en componist. Hij heeft een sleutelrol gespeeld in de vroege ontwikkeling van vormen als de sonate, de aria, de cantate. Hoewel niet werkzaam in Venetië zoals vele andere tijdgenoten/componisten, hoorde hij wat zijn stijl betreft bij de Venetiaanse School. Hij werkte oorspronkelijk in Cremona, maar had kennelijk een lastig karakter, want wisselde vaak van werkgever. Na Cremona werkte hij in Bergamo, Lodi, en zelfs een tijd in Polen. Uiteindelijk keerde hij weer terug in Cremona. Zijn Ballo detto Pollicio (“Dans genaamd Duimpje”) is één van de in 1637 gepubliceerde Canzoni overo Sonate concertate per chiesa e camera voor twee of drie solo instrumenten en basso continuo. Deze Ballo is vrolijke, dansante muziek, virtuoos geschreven – niet alleen voor de solo instrumenten maar ook voor de continuo spelers. 6. Pandolfi Mealli – La Vinciolina (1 viool en basso continuo) Domenico Giovanni Antonio Pandolfi Mealli (1624-ca. 1687) was, hoewel zijn naam tegenwoordig niet op ieders lippen ligt, in zijn tijd zeker geen onbekende. Hij kwam uit een muzikale familie, die zich in 1630 na de dood van vader Pandolfi in Venetië vestigde. In 1652 werd Domenico Pandolfi uitgenodigd om aan het Habsburgse hof in Innsbruck te komen werken, net als enkele andere Italiaanse componisten en musici. In 1660 werden daar zijn vioolsonates opus 3 en 4 gepubliceerd (eerder werk van hem is verloren gegaan). De sonate was in deze tijd een nieuw uitgevonden instrumentale vorm, die ook uitnodigde tot het ontwikkelen van een nieuwe stijl. Theoretici die in die tijd over muziek schreven, beschreven deze stijl als de stylus phantasticus, en noemden het een uitermate ongeremde stijl, waarin componisten vrij zijn alles te gebruiken wat hun verbeelding hun ingeeft. Ook deze sonate uit opus 4, “La Vinciolina” (opgedragen aan “molto illustre Signora Teodora Vincioli”), is in die stijl geschreven: verrassend, fris, virtuoos, soms acrobatisch, en de violist uitnodigend om zelf versieringen toe te voegen. De sonate La Vinciolina bestaat globaal uit twee delen: een expressieve recitatiefachtige inleiding, gevolgd door een lange aria. Dus instrumentale versies van typisch vocale vormen. 7. Castello – Sonata Quarta (2 violen en basso continuo) Over de 17e-eeuwse Venetiaanse componist Dario Castello weten we heel weinig tot niets, behalve dat hij in zijn twee boeken sonates (uit 1621 en 1629) op de titelpagina is beschreven als “aanvoerder van de houtblazersgroep van de San Marco”. Hij moet een centrale figuur geweest zijn in het Venetiaanse muziekleven. Zijn tweede bundel heeft als titel: Sonate concertate in stil moderno per sonar. Deze originele eigenzinnige vioolsonates waren kennelijk immens populair, want ze werden vaak herdrukt, en waren wijd verbreid door heel Europa. Ze zijn geschreven in de stil moderno oftewel stylus phantasticus. De Sonata Quarta is daar een mooi voorbeeld van: speels, vol verrassende harmonieën, jazzy dansritmes en abrupte overgangen. In zijn inleiding op de sonates raadt de componist de uitvoerende musici aan om deze één of twee keer uit te proberen voor ze echt uit te voeren, “want niets is te moeilijk voor wie ervan houdt.” PAUZE 8. Frescobaldi – Toccata (klavecimbel solo) Girolamo Alessandro Frescobaldi (1583-1643), vooraanstaand organist van de St. Pieter in Rome, was één van de belangrijkste componisten van muziek voor toetsinstrumenten van zijn tijd, dankzij zijn virtuoze toccata’s en zijn beroemde collectie liturgische orgelcomposities, de “Fiori Musicali”. Vaak wordt gezegd dat Gabrieli net zo belangrijk is geweest voor de muziek voor toetsinstrumenten als Monteverdi dat is geweest voor de vocale en dramatische muziek. Tijdens zijn werkzame leven in Rome, en daar tussendoor enkele jaren in Florence, werd het belang van Gabrieli alom erkend. Hij publiceerde onder andere twee bundels met toccata’s (ook andere muziekvormen als canzona’s , hymnes en partita’s waren daarin opgenomen). De toccata (“aanraking”, van het Italiaanse toccare, "aanraken") was oorspronkelijk een geïmproviseerd stuk muziek voor orgel. Later werd het een genoteerd werk met snelle, vaak virtuoze passages, behalve voor orgel ook wel voor klavecimbel of een tokkelinstrument. Aangehouden akkoorden klinken onder “verhalende” melodieën. Soms zijn er ook fugatische passages. Frescobaldi’s toccata’s doen poëtisch aan. Ze bieden de uitvoerder grote vrijheid wat betreft ritme, interpretatie en dramatische zeggingskracht, en behouden zo het oorspronkelijke karakter van improvisatie. 9. Uccellini – Sonata Decima Ottava (2 violen en basso continuo) Marco Uccellini (1610?-1680) studeerde muziek in Assisi en vestigde zich daarna in Modena, waar hij aanvoerder werd van de instrumentengroep van het hof van de Este’s, en in 1647 benoemd werd tot maestro di cappella in de Kathedraal. Vanaf 1655 tot zijn dood had hij dezelfde positie in Parma aan het hof van Farnese. Eén van de karakteristieken van de zogenoemde “moderne stijl” (stile nuovo) zoals die aan het begin van de 17e eeuw in Italië opkwam was de grote virtuositeit die van de instrumentalist werd gevraagd, en speciaal wat betreft de viool. De meeste componisten die in deze stijl schreven waren zelf uitstekende violisten. Hun sonates zijn een afspiegeling van hun eigen meesterschap. Dat gold ook voor Marco Uccellini. Hij is een belangrijke figuur in de ontwikkeling van viooltechniek en bracht die tot nieuwe hoogten. Oostenrijkse en Duitse componisten als Schmelzer en Biber zijn door zijn werk beïnvloed. Zijn sonates dragen de sporen van de stylus phantasticus, zoals ook in deze Sonata Decima Ottava te horen is: sterk contrasterende episodes, virtuositeit, grillige maatwisselingen, grote intervallen en gedurfde harmonieën. 10. Vierdanck – Capriccio voor 2 soloviolen zonder continuo. (Zie voor informatie over Johann Vierdanck nr. 1 van dit programma). Vierdanck schreef een groot aantal capriccio’s voor twee of drie violen, bedoeld als lesmateriaal voor zijn leerlingen. Het zijn vaak juweeltjes van samenspel die een idee geven van de ontwikkeling van viooltechniek in de 17e eeuw, en wat van violisten verwacht kon worden. Deze capriccio laat met al zijn afwisselende episodes duidelijk de inspiratie van de Italiaanse nieuwe stijl horen maar getuigt ook van Vierdancks gedegen Duitse lessen in contrapunt. 11. Merula – Canzon La Loda (2 violen en basso continuo) (Zie voor informatie over Merula nr. 5 van dit programma). Deze canzona La Loda publiceerde Merula in 1637 samen met andere canzoni voor 2 of 3 instrumenten en basso continuo in de bundel Terzo libro di canzoni overo sonate concertate per chiesa e camera, opus 12. De uitgave was gewijd aan Giovanni Battista Visconti, een hoge ambtenaar in Cremona. Titels van sommige canzoni, zoals La Loda, zijn verwijzingen naar voorname personen in Cremona. Op een CD uit 2010 genaamd “Timeless” combineerde een Berlijns barokgezelschap “Lautten Compagney” werken van Merula (waaronder Canzon La Loda) met werken van de hedendaagse componist van “minimal music”, Philip Glass. Ze maken in een fascinerende dialoog tussen de verschillende composities duidelijk hoe deze beide componisten, die ca. 300 jaar van elkaar verwijderd zijn, iets nieuws voor hun tijd brachten en hoe hun muziek meer overeenkomsten laat horen dan je zou verwachten. 12. Vierdanck – Passamezzo en Gagliarde (2 violen en basso continuo) (Zie voor informatie over Vierdanck nr. 1 van dit programma). De passamezzo (Italiaans. passo e mezzo, “ anderhalve pas”) is een Italiaanse dans. Deze dans was populair in de 16e en 17e eeuw. Een vast akkoordenschema wordt een paar keer herhaald. De vrij langzame passamezzo werd vaak meteen gevolgd door een wat levendigere “na-dans” als de saltarello of – zoals hier – een gagliarde: een in Engeland heel geliefde springerige dans. Toen Vierdanck in Güstrow werkte, kwam hij in contact met de Engelse violist en gambaspeler William Brade, die ook in Güstrow werkte. In deze passamezzo e gagliarde is de invloed van Engelse muziek te horen. Bijna zonder pauze laat Vierdanck de gagliarda volgen. 13. Uccellini – Aria Sopra la Bergamasca (2 violen en basso continuo) (Voor informatie over Uccellini zie nr. 9 in dit programma). De Bergamasca is één van de oudste dansen, oorspronkelijk uit de Italiaanse stad Bergamo, waar hij gedanst werd door paren, om elkaar het hof te maken. Uccellini’s Aria sopra la Bergamasca is misschien ook bedoeld als eerbetoon aan de mooie noord-Italiaanse stad Bergamo. Het is een vrolijke dans, waarin Uccellini zich een meester van de variatie toont: Boven de continuo, die 31 keer hetzelfde schema speelt, spelen de twee violen een aanstekelijk duet, vaak vol virtuositeit. Als luisteraar krijg je de neiging om met je voeten mee te “dansen”.