top of page
navarra quartet met eva 828x646.jpg

Navarra String Quartet

zaterdag 2 nov
20.00 uur
Van Houtenkerk

Het voor veel Weespers bekende Navarra String Quartet doet Weesp aan op hun Europese tournee.

€27,50  Vrienden €25,-  Jeugd €8,50

Kaarten ook te koop bij DA Drogist,

Nieuwstad 60, Weesp (alleen contant).

Voor onze trouwe bezoekers komt het Navarra String Quartet waarschijnlijk wel bekend voor aangezien het kwartet jarenlang de artistieke leiding van het Weesp Chamber Music Festival in handen heeft gehad.

Inmiddels hebben Marije Johnston en Simone van der Giessen deze rol overgenomen.

Programma

Benjamin Britten
String Quartets no. 1

Josef Suk
Meditation on the Old Czech Chorale

'St. Wenceslas', Op. 35a

 

Leoš Janáček
Kreutzer Sonata

Pauze

Antonín Dvořák
String Quartet No. 13 in G major, Op. 106 

Musici

Navarra String Quartet

in de nieuwe samenstelling:

Benjamin Marquise Gilmore - 1e viool
Eva Aronian - 2e viool
Sascha Bota - altviool
Brian O'Kane - cello

Toelichting

door Maaike Zimmerman

Benjamin Britten – String Quartet no. 1, opus 25

Benjamin Britten (1913-1976) was een muzikaal wonderkind. Op vijfjarige leeftijd begon hij met muzieklessen. Toen hij 14 jaar was, had hij al over de honderd (niet-gepubliceerde) composities geschreven, van kamermuziek tot werk voor groot orkest en opera’s. Ter voorbereiding op zijn studie aan het Royal College of Music kreeg de jonge Benjamin privélessen theorie en compositie bij Frank Bridge, en deze lessen maakten diepe indruk op hem. Als hommage aan zijn leermeester schreef hij in 1937 de Variations on a Theme of Frank Bridge for String Orchestra, Op. 10. Dit werk bezorgde hem internationale erkenning. Maar in Engeland zelf had Britten veel kritiek te verduren, vanwege zijn openlijk beleden pacifisme en zijn dienstweigering. Toen veel van zijn vrienden in 1939 naar Amerika vertrokken reisde ook Britten daarheen, samen met zijn partner, de tenor Peter Pears. Hij bleef daar drie jaar (1939-1942), totdat heimwee hem weer naar zijn thuisland deed terugkeren. Het was in California, in de zomer van 1941, dat de 27-jarige componist zijn strijkkwartet in D opus 25 schreef. Dit strijkkwartet nummer 1 is bepaald niet het eerste strijkkwartet dat hij heeft geschreven, maar wel het eerste gepubliceerde strijkkwartet. De rijke Amerikaanse patrones van kamermuziek, Elisabeth Sprague Coolidge, had hem de opdracht voor een strijkkwartet gegeven. Bij de première, in Washington door het Coolidge kwartet uitgevoerd, ontving Britten de Coolidge Medal voor “eminent services to Chamber Music”. Het kwartet is vol contrasterende passages, van dromerig en verstild tot heftig en virtuoos. Meteen al uit het begin blijkt Britten’s feilloze gevoel voor instrumentatie en klankkleur: het eerste deel opent met hoge, ijle dissonante akkoorden van de twee violen en de altviool. Daaronder, maar toch heel prominent, klinken pizzicato’s van de cello; de tijd lijkt stil te staan. Dan volgt een sterke, ritmische passage, vol levendige dialogen tussen de vier instrumenten. Maar het tijdloze andante van het begin keert weer terug, en deze afwisseling wordt nog eens herhaald, tot de verrassend krachtige slotmaat. Het korte tweede deel heeft als titel allegretto con slancio’; con slancio is te vertalen als “met elan”, en inderdaad is dit een stuk vol elan: springerig, speels en virtuoos. Het derde deel, andante calmo, het langste van de vier delen, begint met een prachtige vioolmelodie, maar ook de andere stemmen, en met name de cello, komen beurtelings naar voren in een intens en vredig samenspel. Haast onhoorbaar verstild eindigt dit deel. Het kwartet besluit met een dansante, en bij vlagen acrobatische, finale.

Josef Suk - Meditation on the Old Czech Chorale'St. Wenceslas', Op. 35a

Violist en componist Josef Suk (1874-1935), was een jongere landgenoot van Antonin Dvořák, bij wie hij ook compositielessen volgde. In composities van Suk is de invloed van Dvořák wel te bespeuren, al is het werk van Suk vaak zwaarmoediger dan dat van zijn bewonderde leermeester. Samen met drie studiegenoten richtte Suk het Boheemse Strijkkwartet (later het “Tsjechische Strijkkwartet” genaamd) op, waarin hij zelf als tweede violist een groot deel van zijn leven speelde. Het Boheemse Strijkkwartet voerde van een aantal van Dvořák’s strijkkwartetten de première uit. De 12e-eeuwse Tsjechische Hymne voor St. Wenceslas is ook nu nog een populaire hymne. Wenceslas is de beschermheilige van Bohemen. Suk schreef de Meditation on an Old Czech Hymn “St. Wenceslas” in 1914 bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog. Het Boheemse strijkkwartet moest oorspronkelijk ieder concert openen met het Oostenrijks volkslied,. Bohemen was immers deel van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk. Maar vanaf 1914 verving het Boheemse strijkkwartet dat impopulaire volkslied nu door Suk’s nieuwe compositie. Hij schreef deze Meditation, zoals hij zei, “om de hoop aan te wakkeren dat de macht weer in handen van het Tsjechische volk zal terugkeren wanneer de woedende stormen van de oorlog voorbij zijn.” Suk verwachtte net als veel van zijn landgenoten dat de eerste wereldoorlog zou resulteren in herwonnen onafhankelijkheid voor Tsjechië. De Meditation duurt zes à zeven minuten. Het is een ingetogen maar soms ook emotioneel werk. Alle vier strijkers spelen met sourdine (demper), wat het stuk een koraalachtig karakter geeft. In de langzame eerste helft introduceert de altviool de individuele motieven van de hymne, waarna de andere stemmen zich erbij voegen en als in collectieve meditatie de motieven overnemen. Ongeveer halverwege het stuk luiden aanhoudende triolen in alle instrumenten een dramatische ontwikkeling in, die leidt tot een climax. In de partituur staat “appassionato” voorgeschreven: Inderdaad spelen alle instrumenten samen in een gepassioneerd fortissimo de motieven van de hymne als een soort smeekbede: Eén van de versregels van de hymne is immers: ´Sint Wenceslas, heer van de Tsjechische landen, laat ons en onze nakomelingen niet omkomen!” Maar tenslotte keren vertroosting en intense rust terug. Suk bewerkte dit stuk later voor strijkorkest. Die versie werd in de tweede wereldoorlog een muzikaal strijdlied voor het Tsjechische volk vóór en tijdens de Duitse bezetting van het land. Noch de tekst van de oorspronkelijke hymne, noch de context van het ontstaan van dit werk is nodig om deze Meditation te beluisteren als een intens, bij vlagen dramatisch, stuk muziek. Joseph Suk voerde met zijn Boheemse Strijkkwartet niet alleen de première van deze Meditation uit, maar ook die van de twee strijkkwartetten die nu in het programma volgen.

Leoš Janáček - Kreutzer Sonata

Leoš Janáček (1854-1928) was net als Dvořák en Smetana in zijn composities geïnspireerd door de Tsjechische volksmuziek. Maar hij ontwikkelde daarin een heel eigen muzikale taal. Pas in de laatste decennia van zijn leven schreef hij de meeste werken die hem algemene erkenning en roem bezorgden: opera’s (o.a. Jenufa, Katya Kabanova, Het sluwe vosje), de Glagolitische mis, en orkest- en kamermuziekwerken. In 2016 ontmoette de 62-jarige componist een veel jongere vrouw, Kamila Stösslová, op wie hij vurig verliefd werd. Beiden waren al getrouwd. Het huwelijk van Janáček was niet gelukkig. Kamila beantwoordde Janáček’s verliefdheid niet, maar er ontwikkelde zich wel een diepe vriendschap tussen de twee, en Kamila werd een soort muze voor Janáček, die hem inspireerde tot zijn allermooiste werken, waaronder ook twee strijkkwartetten. Bij zijn sterfbed, in 1923, was Kamila ook aanwezig. In opdracht van het befaamde Boheemse (oftewel het Tsjechische) Strijkkwartet schreef Janáček in 1923 in enkele dagen zijn beroemde kwartet “Geïnspireerd door Tolstoy’s novelle Kreutzer Sonata”. Hij was een liefhebber van Russische literatuur en vooral van het werk van Tolstoj. Zijn eigen exemplaar van Tolstoj’s Kreutzer Sonata staat vol met potlood-aantekeningen over de relatie tussen de novelle en de muziek. In Tolstoj’s Kreutzer Sonata raakt een man in de trein met een medepassagier in gesprek over liefde en overspel. Hij vertelt hoe zijn echtgenote een affaire had gekregen met een violist met wie ze Beethovens Kreutzer Sonate speelde. In een vlaag van jaloezie heeft hij haar op een moment dat hij het musicerende duo dacht te betrappen doodgestoken. In de daarop volgende rechtszaak is hij vrijgesproken. Janáček’s strijkkwartet is niet te beluisteren als een soort programma van dat verhaal, maar meer als een uitgebreide voorstelling van wisselende emoties, opgeroepen door de novelle die hem inspireerde. Door alle delen heen klinkt een confrontatie van heftige frasen tegenover meer lyrische passages. Talloze maat- en tempowisselingen dragen bij aan het theatrale karakter van dit in totaal slechts 20 minuten durende werk. Over de duistere, dramatische stemming van zijn kwartet schreef Janáček aan zijn vriendin en muze Kamila: “Ik stelde me een arme vrouw voor, gekweld en overmeesterd, precies zoals de Russische schrijver Tolstoy haar beschrijft in zijn Kreutzer Sonata.” Deel één opent met een langgerekt, als een klacht klinkend thema van eerst stijgende dan dalende tonen. Meteen daarna introduceert de cello een snel ritmisch tweede motief; dit zal als een ostinato door het hele kwartet heen herhaald worden, en ook die lange noten van het eerste thema blijven terugkomen. Het tweede deel heeft als voornaamste bestanddeel een dansant, polka-achtig volkswijsje, maar dit wordt herhaaldelijk onderbroken door nu eens ritmische en dan weer melodische fragmenten. In alle instrumenten terugkerende ritmische tremolo’s, gestreken dichtbij de kam (sul ponticello) hebben een wat onheilspellend effect. In de als kanon opgezette opening van het derde deel is een citaat van het tweede langzame thema van deel één van Beethovens Kreutzer Sonata verwerkt. Dit wordt in het vervolg telkens onderbroken en “vervormd”, en ook het ritmische ostinato motief uit het eerste deel is hier te horen. Ook in dit deel zijn er passages waarin het speciale klankeffect van sul ponticello (dichtbij de kam) strijken voorkomt. Het vierde deel begint in alle rust met de terugkeer van het openingsthema van het eerste deel. Dan volgt een ontwikkeling van allerlei motieven uit de voorgaande delen. Het werk eindigt met een gepassioneerde climax die ook weer elementen van het allereerste thema bevat. Juist die door alle delen heen terugkerende thema’s geven het werk eenheid, ondanks de vele onderlinge contrasten en stemmingswisselingen.

Antonín Dvořák - String Quartet No. 13 in G major, Op. 106

Antonin Dvořák (1841-1904) heeft naast symfonische en vocale muziek een grote hoeveelheid kamermuziekwerken gecomponeerd, waaronder in totaal 15 strijkkwartetten. Van 1892 tot 1895 werkte hij drie jaar in Amerika als directeur van het National Conservatory in New York. In die periode schiep hij een aantal beroemd geworden symfonische - en kamermuziekwerken, zoals het “Amerikaanse” strijkkwartet opus 96 en het strijkkwintet met twee altviolen opus 97. De vreugde bij zijn terugkeer naar Bohemen in 1895 was groot; hij hervatte zijn werk als leraar aan het conservatorium van Praag; daarnaast bezorgde zijn thuiskomst in het geliefde vaderland hem nieuwe inspiratie en een opleving van creativiteit. In de tijd van vier weken schreef hij de twee kwartetten op. 105 en 106: een schitterende afsluiting van zijn rijke oeuvre voor kamermuziek. Zoals hij aan een vriend schreef: “Ik werk met zoveel gemak, en alles gaat op rolletjes, ik kan me niet beter wensen.” In dit kwartet opus 106 zijn echo’s van Boheemse volksmuziek vermengd met andere thema’s. Het eerste deel opent met een speels thema, en met trillers en dalende arabesk-achtige figuren. Vanuit een verstild moment volgt een tweede, zangerig en wiegend thema. In de doorwerking worden beide thema’s met grote inventiviteit en door heel wat verschillende toonaarden heen verwerkt. Het tweede deel is één van de mooiste langzame delen die Dvořák heeft geschreven. Het opent met een gevoelvolle mineur melodie die daarna uitgebreid wordt gevarieerd. Opvallend is het moment waarop deze melodie in een zonnige majeur toonaard terugkeert. De variaties worden soms heftig en bij wijlen zwaarmoedig. Tegenover de zwaarmoedigheid van het tweede deel staat de ontspannen luchtigheid van het derde deel: een energiek-dansant scherzo wordt twee keer onderbroken door meer zangerige, kleurrijke trio’s. In het laatste deel leidt een kort andante als een zucht het thema van het allegro con fuoco in. Dit opgewekte dansthema speelt in deze als een rondo opgezette finale de hoofdrol. Halverwege het deel keren motieven uit het begin van het eerste deel terug. Ook andere elementen uit het eerste deel zijn te horen. Dan wordt het rondo-thema hervat en daarmee wordt via opeenvolgende toonaarden en stemmingen toegewerkt naar een kort en krachtig, vurig slot.

eva aronian 828x646.jpg

Een nieuw gezicht bij het Navarra String Quartet:

Eva Aronian

2e violist

bottom of page